donderdag 26 september 2013

Agrarische bedrijventerreinen 2

Auteurs:Dennis van Loenhout
Jos Uitterhoeve


Nederland is de tweede voedselproducerende natie van de wereld, alleen Amerika produceert meer voedsel. De landbouw is dus een heel belangrijke economische peiler voor Nederland. We kunnen hier zoveel voedsel produceren op zo'n kleine oppervlakte, omdat er heel efficiënt wordt omgegaan met de middelen, dat we innovatief bezig zijn en omdat we steeds intensiever werken. 

Deze ontwikkeling zal zich alleen maar voortzetten. En waar intensivering bij de veehouderij vooral zorgt voor allerlei ongewenste effecten (vervuiling, stank, mestoverschot, dierziekten), zorgt de intensivering van de groente- en fruitteelt juist voor minder milieubelasting en meer duurzaamheid. Voor intensieve groente- en fruitteeltbedrijven is nu echter geen goede locatie waar zij voldoende ruimte krijgen. 
Er komen steeds meer moderne productie methoden, die om een andere omgeving vragen dan het traditionele buitengebied.

Agrarische bedrijventerreinen
Wij zijn van mening dat er daarom binnen nu en 10 jaar de mogelijkheden moeten komen om bedrijventerreinen te maken, waar groente- en fruitproducende bedrijven en aanverwante bedrijven samen op een Agrarisch bedrijventerrein gevestigd kunnen worden.

Een agrarisch bedrijventerrein heeft de volgende voordelen:
  • Wanneer voedsel producerende bedrijven en daaraan gelieerde bedrijven naast elkaar op één bedrijventerrein komen te staan, verwachten wij dat er synergie gaat ontstaan tussen de diverse bedrijven.
  • De Nederlandse agrarische bedrijvigheid kan concurrerend blijven in zowel innoverend, prijstechnisch als productietechnisch oogpunt.
  • Meerder bedrijven samen op één bedrijventerrein kan ook zorgen voor ondersteuning van het Nederlandse economisch belang van de agrarische export.
  • De bedrijventerreinen kunnen optimaal ingericht worden voor een zo'n groot mogelijke mate van duurzaamheid.
  • Door de intensieve productie kan ook de teelt en oogst meer automatisch plaatsvinden. Dat betekent dat laagwaardige werkgelegenheid (handarbeid) wordt vervangen door technologische werkgelegenheid (ontwerpen, installatie, onderhoud).

Wat zijn de gevolgen voor het buitengebied?
De innovatieve en intensieve groente- en fruitteeltbedrijven zullen verplaatsen naar agrarische bedrijventerreinen. Daardoor komt agrarische grond beschikbaar voor andere doelen:
  • De oude landbouwgebieden kunnen omgezet worden in natuur, wateropvang of recreatie.
  • Er zal in de toekomst steeds minder gebruik worden gemaakt van fossiele brandstoffen (zoals aardolie en aardgas) en steeds meer van biomassa als grondstof voor chemicaliën, materialen, transportbrandstoffen, electriciteit en warmte. Het produceren en gebruiken van biomassa wordt de Bio Based Economy genoemd. De productie van biomassa zal een claim leggen op de beschikbare landbouwgrond.
  • Naast de intensieve landbouw, zal er tegelijkertijd een ontwikkeling zijn naar meer biologische landbouw. De biologische landbouw (zowel groente- en fruitteelt als dierenhouderij) vraagt juist veel ruimte en grondoppervlakte. In de toekomst zullen de biologische landbouw en intensieve landbouw naast elkaar blijven bestaan en elkaar positief beïnvloeden.

Waar moeten de Agrarische bedrijventerreinen komen?
De Agrarische bedrijventerreinen kunnen op elke locatie komen, waar een goede ontsluiting is en waar er veel en hoog gebouwd mag komen. Dat betekent dus niet midden in het buitengebied, maar wel op bestaande bedrijventerreinen (als daar niet al vervuilende bedrijven gevestigd zijn) en geplande nieuwe bedrijventerreinen. Ook bestaande bedrijventerreinen die op dit moment leeglopen of nieuwe bedrijventerreinen die deels braak blijven liggen, zijn goede locaties. 

Wat moet er gebeuren?
Behalve een omslag in het denken, moet ook de ruimtelijke ordening aangepast worden. Provincies en gemeenten moeten hun structuurvisies, verordeningen en bestemmingsplannen aanpassen en de ontwikkeling van agrarische bedrijventerreinen mogelijk maken. Door deze ruimte te bieden aan het bedrijfsleven, wordt de vestiging van de intensieve teelten het best gefaciliteerd. 

-------------------------
Lees hier deel één over Agrarische bedrijventerreinen:


donderdag 12 september 2013

Agrarische Bedrijventerreinen


Intensivering van de landbouw
In vele takken van de landbouw vindt er een intensivering plaats. Intensivering van de landbouw betekent dat er meer voedsel wordt geproduceerd met gebruik van steeds minder grond. Intensivering kwam de afgelopen jaren in het negatief nieuws vanwege de intensieve veeteelt en de problemen die dat veroorzaakt: mestoverschotten, stankhinder, uitstoot van ammoniak, dierziekten en gevolgen voor de gezondheid.
Op het gebied van akkerbouw en teelt, de productie van groenten en fruit, is echter ook een intensivering aan de gang. Deze productie ontwikkelt zich snel op onderdelen als innovatie, verduurzaming en kwaliteit, mede dankzij ondersteuning vanuit kenniscentra als de landbouwuniversiteit Wageningen. Deze intensivering vraagt om nieuwe en ongebruikelijke oplossingen van de overheid.

Nieuwe ontwikkelingen in teelt
We zien dat agrarische akkerbouw- en teeltbedrijven (zoals telers van aardbeien, tomaten of kiemplanten) steeds minder afhankelijk zijn van de grond waarop het bedrijf opereert. De productie vindt plaats in kassen of op stellages. Recentere ontwikkelingen zijn productie onder LED of UV-licht. De noodzaak om voldoende grondoppervlak te hebben of om onder glas te kweken is daarmee voor een deel verdwenen.
Dit creëert de mogelijkheid om met voedselproductie de hoogte in te kunnen: de ‘agro-flats’. In een dichtbebouwd land zoals Nederland, waar de druk op iedere vierkante meter groot is, is deze ontwikkeling positief. Deze vorm van teelt biedt nieuwe mogelijkheden om verder te intensiveren en de vraag daarnaar zal de komende jaren toenemen. Er zijn op dit moment echter geen goede locaties waar die ontwikkeling kan plaatsvinden en daardoor ontstaan allerlei ongewenste situaties.

Waar is plaats voor die intensivering?
Agro-flats of intensieve teelten zijn nog steeds agrarische bedrijfstakken, maar passen niet in de mogelijkheden van het landelijk gebied. Dat komt omdat:
-          Niemand in het buitengebied grote, omvangrijke gebouwen wil;
-          Er geen of minder binding is met de (agarische) grond;
-          Een intensief teeltbedrijf vaker behoefte heeft aan een locatie met een goede bereikbaarheid, omdat de aan- en afvoer van producten veel groter is dan op een minder intensief landbouwbedrijf.

De vraag is, waar moeten deze bedrijven heen? Het antwoord: naar een Agrarisch Bedrijventerrein.

Wat is een agrarisch bedrijventerrein?
Een Agrarisch bedrijventerrein is een gebied, waar:
-          voedselproducerende bedrijven verder kunnen uitbreiden dan in landelijk gebied (agrarisch gebied) toegestaan is,
-          waar er meer ruimte is voor bebouwing (in oppervlakte of de hoogte in),
-          waar mogelijkheden zijn voor deze of andere bedrijven ook aanverwante, niet agrarische, activiteiten ontplooien, zoals het vriesdrogen van champignons,
-          waar bedrijven gebruik kunnen maken van elkaars diensten en producten, bij de verwerking van voedsel
-          waar energie en warmte tussen bedrijven uitgewisseld kan worden;
-          waar aanverwante en ondersteunende bedrijven geclusterd kunnen worden;
-          en waar een goede ontsluiting aanwezig is.
Het kenmerk is dat op een agrarisch bedrijventerrein bedrijven huisvesten die gericht zijn op voedselproductie en verwerking en waarbij intensivering, innovatie en waardetoevoeging centraal staan.

Voorbeeld
Een champignonkweker wil meer gaan produceren, maar moet dan meer bebouwing plaatsen. Dat mag niet, omdat het bedrijf aan het maximum van de toegestane oppervlakte in het buitengebied zit. Om toch meeromzet te halen, specialiseert het bedrijf door champignons te gaan vriesdrogen, zodat het product in waarde verhoogt.
Om voldoende gebruik te kunnen maken van de vriesdrooginstallatie maakt het bedrijf afspraken met champignonboeren uit de omgeving, om extra champignons in te kopen en die ook te vriesdrogen.
Daarop komen gemeente en de provincie in verzet: “Uw bedrijfsvoering is niet primair agrarisch meer. Alleen als ondergeschikte functie, dus voor champignons van het eigen bedrijf, is vriesdrogen toegestaan. Verwerkende industrie is niet toegestaan in het buitengebied.”
Het bedrijf zit dus klem. Het kan niet uitbreiden om het telen van champignons en mag slechts beperkt andere activiteiten uitoefenen.
Het verplaatsen van het bedrijf naar een bedrijventerrein is niet mogelijk en niet gewenst: de grondkosten zijn te hoog en agrarische activiteit als champignons kweken is niet toegestaan op een bedrijventerrein.
Wanneer dit bedrijf op een agrarisch bedrijventerrein was geplaatst dan waren er geen problemen. 

Waarom niet naar een gewoon bedrijventerrein?
Als eerste zijn de grondkosten voor een gewoon bedrijventerrein te hoog voor een agrarische ondernemer. Zelfs met een forse schaalvergroting zijn de marges op de producten te beperkt om de investering te kunnen doen.
Het tweede probleem is dat voedselproductie en – verwerking in een veilige omgeving moet plaatsvinden. Bedrijven die normaal op een bedrijventerrein zitten, zorgen voor stankhinder, overlast en uitstoot van stoffen.
Het derde probleem is dat wet- en regelgeving op dit moment niet toestaan dat agrarische bedrijven zich vestigen op een bedrijventerrein. De huidige systematiek van bestemmingsplannen en milieuvergunningen houdt geen rekening met de vernieuwing en innovatie.

Waar kunnen agrarische bedrijventerreinen komen?
Door de omvang van de activiteiten en de mogelijkheid om ook aanverwante (niet agrarische) activiteiten toe te staan is het niet wenselijk om een Agrarisch Bedrijventerrein midden in het buitengebied te plaatsen. Een logische locatie is vergelijkbaar met locaties voor normale bedrijventerreinen: met een goede ontsluiting en dicht bij transportassen met zowel het stedelijk als landelijk gebied. Maar voor een agrarisch bedrijventerrein moet wel verwijderd zijn van bestaande industrie.
Hoewel dit klinkt als een moeilijke opgave, zijn de mogelijkheden voor ontwikkeling van Agrarische Bedrijventerreinen op dit moment al op veel plekken aanwezig. Vele gemeenten hebben grond gekocht om daar een nieuw bedrijventerrein te vestigen. Door het ‘overschot’ aan bedrijventerreinen en de economische crisis, wordt de grond niet gekocht door bedrijven en wordt het bedrijventerrein niet ontwikkeld. Veel gemeenten schrijven daarom die grond, die in het verleden is gekocht, af.
Deze locaties liggen logistiek gezien op strategische posities, zijn over het algemeen gelegen aan de rand van zowel stedelijk als landelijk gebied en zijn goed ontsloten. Ze zijn daarmee uitermate geschikt om ook in aanmerking te komen als Agrarisch Bedrijventerrein. Omdat de grond volledig is afgeboekt is elke euro winst. De prijs die gevraagd kan worden voor Agrarische bedrijfsgronden ligt dan wel aanzienlijk lager dan die van een gewoon bedrijventerrein, maar ontwikkeling is sneller realiseerbaar en er komt werkgelegenheid bij. Bovendien wordt innovatie en vernieuwing gestimuleerd.

vrijdag 10 februari 2012

Trainen in Kunduz

Afgelopen december kregen 28 Afghaanse agenten hun Nederlandse certificaat voor het goed doorlopen van de cursus. Daarmee was een fase van de politie-trainingsmissie afgesloten. Als we de media mogen geloven dan heeft het trainen van deze mensen €500.000,- per persoon gekost. Daarvoor heeft elke agent volgens de Volkskrant "maar liefst" 12 uur les gekregen. Dat is veel geld, maar is het geld dan goed besteed en nuttig geweest?
De vraag die ik daarbij had: Kunnen de agenten worden ingezet om de standaard politietaken goed uit te voeren en is het de kosten waard geweest?

De bedoeling van de cursus was om agenten te trainen en vervolgens in te zetten in stedelijke gebieden om daar de orde te handhaven. Er is vooral getraind op het leren fouilleren en boeien van mensen.
In de praktijk blijkt dat er bijna geen cursisten te vinden zijn die gestationeerd zijn in de steden. De 28 cursisten komen vooral uit dorpen in onrustige streken.
Een voorwaarde van D66 en Groenlinks om de missie te laten doorgaan, was dat de cursisten na het doorlopen van de cursus gevolgd zouden worden in hun taken om te controleren of dat ze toch niet in vechtmissies zouden worden ingezet.
De krant NRC heeft daar een onderzoek naar gedaan en wat blijkt: De cursisten kunnen niet gevolgd worden omdat de Nederlands hun post niet mogen verlaten en op het platteland wordt nog heel veel met de Taliban gevochten. Verder is er met een cursist gesproken die standaard bij gevechten met de Taliban wordt ingezet.

Mijn gevoel zegt me dat waarschijnlijk een groot deel van de cursisten worden ingezet om de inwoners te beschermen bij gevechten met de Taliban. Wat volstrekt logisch is...
Het beschermen van inwoners gaat boven het handhaven van de orde. Dat snapt iedereen. Het leren fouilleren en boeien van mensen helpt niet aan het vechten met de taliban. De doelstelling om orde in stedelijke gebieden te handhaven met de cursisten wordt niet gehaald en daarmee geldverspilling van onze belastingcentjes. Daarmee is voor mij de trainingsmissie mislukt en is het antwoord op mijn vraag is dus NEE.

Als Nederland naar landen als de USA dan toch de morele plicht willen vervullen om internationaal te werken aan vrede en veiligheid (om invloed te kunnen blijven uitoefenen in de internationale politieke arena), dan zijn er betere missies om uit te oefenen.

zaterdag 4 februari 2012

Lokaal & Energie

Vandaag vallen de mussen van het dak, maar dan wel door de kou. Na de sneeuwbui van gisteren lijkt het nog kouder aan te voelen dan de dagen ervoor.
Het winterweer is leuk voor de kinderen en goed voor de staatskas (de gasinkomsten), maar er zitten ook andere kanten aan. De energie-politiek doet weer aan. Rusland verwijt de Oekraïne dat het meer gas aftapt dan is afgesproken en Gazprom levert geen extra gas naar West-Europa.

Het leert ons dat we voor onze eigen energie moeten gaan zorgen. Want ook de energieleveranciers zijn voor een groot deel niet meer in Nederlandse handen. Essent is bv van het Duitse RWE.
Nu vertrouw ik de energieleveranties van de Duitsers nog wel, maar wie kan mij garanderen dat we uiteindelijk onze energie niet bij een of andere Russische crimineel moeten afnemen? Als het met grote voetbalclubs kan gebeuren, dan ook met energie.

Ik las dat er in Dongen een coöperatieve vereniging is opgericht (website: energiedongen.nl) om lokaal duurzame energie op te wekken voor en door de leden. Nu dat de regering het volledig laat afweten vind ik het een hele goede zet dat er lokaal dit soort initiatieven worden ondernomen. Er zijn best mogelijkheden op het gebied van duurzaamheid om goedkoper uit en minder afhankelijk te zijn. Gelukkig maar, want het is pure noodzaak. Maar wat is er allemaal ?

De komende tijd ga ik me verdiepen in de mogelijkheden die er zijn om als particulier energie te produceren en het gebruik te reduceren.
Heeft u uit eigen ervaring een goed voorbeeld, stuur dan een reactie.

woensdag 28 december 2011

Samenwerkende gemeenten



In perioden van krimp bezuinigt het Rijk op de uitgaven aan de gemeenten. Dit wordt gedaan door bijvoorbeeld gedaan door (wettelijke) taken over te hevelen naar de gemeente zonder daarvoor het noodzakelijke budget beschikbaar te stellen. Kleine gemeenten hebben hierdoor steeds meer problemen. De (wettelijke) taken kunnen niet meer goed worden uitgevoerd. De gemeente heeft dan maar twee opties: fuseren of samenwerken. Maar leidt samenwerking niet uiteindelijk toch tot het ander? En als dat zo is, wat overigens mijn overtuiging is, moet je dan als gemeente goed opletten met welke gemeenten je gaat samenwerken om later niet voor verrassingen te staan?

Zelf woon ik in Rijen, in de gemeente Gilze en Rijen (ruim 26.000 inwoners), dat tussen Breda en Tilburg ligt. Mijn gemeente kan nu nog alle wettelijke taken uitvoeren. Maar ook hier wordt het moeilijker. Het college merkt dat ook en wil gaan samenwerken met een aantal kleinere gemeenten: Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Goirle.
Op zich lijkt dit een logische gedachte. De kleine groene gemeenten die gaan samenwerken tussen de twee grote steden Breda en Tilburg.
Maar...
De vraag en twijfel die ik erbij heb is wat de meerde voor onze gemeente in deze samenwerking. De problemen in die andere gemeente zijn alleen maar groter. Samenwerking is over het algemeen een eerste stap naar fusie. En we hebben gezien dat middelgrote gemeenten met heel veel oppervlakte niet goed functioneren. Kijk maar eens naar de gemeente Moerdijk. Elk dorp heeft zijn vertegenwoordigers en niemand vertrouwd de ander. Er is te veel versnippering en tegenstrijdige belangen. Welke kern krijgt de meeste aandacht?

Samenwerking werkt beter als er minder kernen bij betrokken zijn. Voor Gilze en Rijen is dan Dongen een meer vanzelfsprekende keuze; ongeveer even veel inwoners, de kernen liggen dicht bij elkaar en er spelen de zelfde onderwerpen. Maar ook hier zitten nadelen aan. De vaste lasten voor de inwoners van Dongen ligt aanzienlijk hoger dan in de gemeente Gilze en Rijen. Dus bij een fusie gaan de inwoners van Gilze en Rijen meer betalen. (Overigens zijn de kleine gemeenten ten zuiden ook een stuk duurder om te wonen, net als Breda.)
Als mijn gemeente alleen voor kwaliteit en lage kosten zou gaan, dan is alleen de gemeente Tilburg een logische "partner", maar dit is als vloeken in de kerk. Het mag niet gezegd worden. Want de verhoudingen in inwoners is 200.000 tegen 26.000. Hoeveel invloed heb je dan nog?

Mijn conclusie is dat het niet zo eenvoudig is om goede partners te zoeken en dat je eerst goed helder op papier moet hebben welke kwaliteiten en eigenschappen je zoekt in een partner, alvorens de keuze te maken. Het is jammer dat in mijn gemeente het nu andersom gebeurd.

vrijdag 21 oktober 2011

JA, natuurlijk!

Ben jij al orgaandonor?” is de vraag van deze week. Van 17 tot en met 23 oktober is het Donorweek. In deze week wordt er extra aandacht gevraagd om donor te worden.

Het is behoorlijk balen dat het systeem van registreren niet is gewijzigd. Ik had graag gezien dat het omgedraaid zou worden, dus dat men bij weigering zich registreert in plaats van aanmelding als (potentieel)donor. Nu dat het huidige kabinet zijn ziel en zaligheid heeft verkocht aan o.a. de SGP komt dat systeem er zeker niet. Misschien wordt dat dan tijd om het over een andere boeg te gooien en een belonings- systeem toe te passen bij registratie. Een geregistreerde krijgt bijvoorbeeld voorrang als hij of zij zelf een donororgaan nodig heeft ten opzichte van iemand die niet als donor is geregistreerd.

Er zijn mensen die dit moreel verwerpelijk vinden en andere die juist weer praktische bezwaren hebben en er is een grote groep mensen die het wel met mij een is. De morele bezwaren vanuit godsdienstige overtuiging vind ik het moeilijkste om daar een goed tegenargument op te geven. Geloof is namelijk iets persoonlijk en een gevoelskwestie. Het tegenargument dat ik heb komt van een goede vriend van mij (die dominee is). In de bijbel staat geen verbod op het beschikbaar stellen van organen en dat we elkaar zo goed mogelijk moeten helpen. Het schenken van een orgaan na de dood is dan ook een zeer barmhartige daad, toch een van de belangrijkere pijlers in het geloof.
Dan het argument van het gelijkheidsbeginsel. Iedereen is gelijk en daarom zou er geen onderscheid gemaakt mogen worden wie er hoger op de lijst mag staan om in aanmerking te kunnen komen voor een orgaan.
Dit zou kloppen op het moment dat we inderdaad allemaal gelijk zouden zijn. Maar dat zijn we nu eenmaal niet, want dan zou ook iedereen als donor geregistreerd moeten staan, of juist niemand op basis van die gelijkheid.
Praktische problemen zijn over het algemeen makkelijker op te lossen. Het systeem moet uiteraard zo transparant zijn dat de geregistreerde kan zien dat hij of zij ook daadwerkelijk staat geregistreerd en de privacy moet natuurlijk gewaarborgd zijn. Dan komen we bij groepen die zich niet of moeilijk kunnen registreren omdat ze bijvoorbeeld geen vaste verblijfplaats hebben of een vervelende ziekte waardoor zij niet als donor in aanmerking kunnen komen. Voor deze groepen (en mogelijk zijn er nog meer te bedenken) zou een uitzondering gemaakt moeten worden.

Het beste is natuurlijk dat er vanzelf meer geregistreerde donoren komen. Dan hoeven we ook geen extra systemen op te tuigen. Daar kunt u bij helpen. Daarom… MELD U NU AAN op www.jaofnee.nl

vrijdag 7 oktober 2011

Bouwen, bouwen, bouwen

In de zee van ellende in de bouwwereld, ligt een klein eilandje dat Gilze en Rijen heet. Daar waar in de meeste gemeenten de woningbouw volledig op zijn gat ligt, lukt het de gemeente Gilze en Rijen nog steeds om bouwprojecten van de grond te krijgen. Hoe kan het toch dat een kleine Brabantse gemeente nog tot woningbouwontwikkeling komt? We gaan op zoek naar antwoorden.

Bizar dat er in onze gemeente nog steeds veel woningen worden gebouw en verkocht. Wat de oorzaak daarvan is, is moeilijk te beantwoorden. Een ding kan ik er al wel over gezegd worden, oud wethouder Bert Wagemakers zou er trots zijn. Zijn motto was “bouwen, bouwen, bouwen” en “bouwkranen wil ik zien”. Destijds viel dat niet mee, er waren maar weinig bouwkranen omdat de projecten maar moeizaam van de grond kwamen. Het gerucht ging dat hij van zijn ambtenaren een miniatuur bouwkraan op zijn bureau heeft gekregen. Zo kon hij toch nog naar een bouwkraan kijken…

Maar goed, terug naar de dag van vandaag. Het lijkt nu de omgekeerde wereld. De conjunctuur is een recessie geworden, maar er worden meer woningen gebouwd dan in de hoogconjunctuur, de begin jaren 2000. Waarom kan er nu in Gilze en Rijen volop gebouwd worden?
Volgens een makelaar zijn nieuwe woningen in verhouding gewilder dan oude. “Ja duhu… maar, zeg ik, daarin zit het verschil toch niet met onze omgeving. Wij hebben in verhouding echt niet zoveel nieuwe woningen. Wat is er in Gilze en Rijen dan anders?”. Blijkbaar is dat een mix van factoren. Alle basisvoorzieningen zijn aanwezig, onze gemeente ligt goed ontsloten aan de snelweg er is een treinstation. Dus de bereikbaarheid van werk is hier goed. Dit is noodzakelijk om mensen te trekken, maar er zijn ook andere belangrijke factoren zoals de leefomgeving. Laten we ons vergelijken met een goed (fout) voorbeeld zoals de Reeshof. Ook daar is een treinstation en een verbinding naar de A58 en A59. Maar er staan in verhouding veel meer woningen te koop. Dat ligt vooral aan de leefomgeving. De Reeshof is een prototype vinex-lokatie waar in de jaren 90 het groen is opgeofferd om zoveel mogelijk woningen per vierkante meter te realiseren. Maar juist ruime woningen, in niet te hoge dichtheden, in groene woonomgevingen worden hooggewaardeerd en daardoor nog verkocht.

Elke gemeente heeft een verzadigingsgraad voor nieuwbouw, alleen is die in Gilze en Rijen wat hoger dan het gemiddelde. Dat neemt niet weg dat het er wel is. Als de economie nog verder daalt dan wordt het moeilijker om woningen te verkopen. Een veel gebruikte truc is om het aantal woningen per vierkante meter te vergroten om de prijs per woning lager te maken en het totaal rendement in balans te houden. Er is echter wel een keerzijde aan deze medaille. Het groen wordt als eerste opgeofferd en dat gaat weer ten koste van de leefbaarheid, waarvan we net hebben kunnen lezen dat het een van de belangrijkste factoren is om nu nog woningen te kunnen verkopen. Bovendien krijg je door te bezuinigen op de leefomgeving uiteindelijk de rekening dubbel gepresenteerd door de snellere verloedering van een wijk. Bent u wel eens in de B-wijk van de Reeshof geweest? Daar staan de woningen zo dicht op elkaar dat er geen groen in de wijk is. Gevolg: criminaliteit, drugsoverlast, leegstand, verloedering. Om zo’n wijk op te knappen heb je miljoenen nodig om er weer wat van te maken. En dat voor een wijk die slechts 20 jaar oud is.
Er kan uiteindelijk beter niet of met verlies gebouwd worden dat te dicht op elkaar.
Dus Gilze en Rijen. Als u wilt blijven bouwen, houdt het groen, open en leefbaar of doe het niet…

Laat de groene bouwkranen maar komen.